Wie in de 19e eeuw een familielid verliest door overlijden, moet een periode van rouw aannemen. Die rouwtijd kon duren van zes weken tot vier jaar. Dat iemand rouwt, is onder andere zichtbaar in de kleding. Dat geldt ook op de Noord-Veluwe, waar in die tijd nog klederdracht gedragen wordt.
Zwart en wit zijn de kleuren voor zware of diepe rouw op de Noord-Veluwe. Vooral voor vrouwen golden specifieke (ongeschreven) regels voor hoe de kleding eruit moest zien tijdens de rouw. Die regels verschilden ook van plaats tot plaats.
Voor alle kleding – de oorijzerdracht, de tipmutsen en de doeken – geldt dat het er soberder uit gaat zien. Vrolijke en glimmende kleuren zijn niet meer te zien. Tegen het einde van de rouwperiode keren de kleuren langzaam weer terug in de klederdracht.
Toch is ook de klederdracht tijdens de rouw aan mode onderhevig. Na de Tweede Wereldoorlog wordt er bijna geen klederdracht meer gedragen op de Noord-Veluwe.